Buurtbestuur De vergaderplaats Buurschap Ede-Veldhuizen Bezit Voorbeelden van activiteiten van de Buurt in de afgelopen eeuw.
Het buurtbestuur bestond uit een buurrichter en buurmeesters. In de buurt Ede-Veldhuizen waren er twee buurmeesters, een uit het dorp, en een uit Veldhuizen. Deze werden aangewezen uit een kleine kring van vooraanstaande hoeven. De buurmeesters hadden uitvoerende macht en moesten zorgen dat besluiten werden uitgevoerd. In de buurt Ede-Veldhuizen was er in eerste instantie geen buurrichter. De schout van Ommeren werd in 1667 de eerste. Na zijn dood in 1682 werd de heer van Kernhem tot buurrichter gekozen. De heren van Kernhem of hun vertegenwoordigers zijn tot 1876 buurrichters geweest. Daarna werd de buurrichter voor 6 jaar benoemd en niet meer voor het leven. De positie van buurschrijver werd lange tijd door de koster-schoolmeester-doodgraver waargenomen. Hij moest de notulen stellen en schrijven, de publicaties tweemaal aflezen enz. Voorts had het buurtbestuur een of meer scheuters in dienst. De schutter, scholter of scheuter, was de man die de overtreders der buurtwetten bekeurde. Verder deed hij ook dienst als Bode. Hij was dus zoveel als veldwachter en gemeentebode tegelijk. In 1690 is er reeds sprake van een klepperman, of nachtwaker, als dienaar van de buurt. De meeste woningren in het dorp waren met stro of riet gedekt, zodat ze gemakkelijk brand vatten. Blussen was onmogelijk en de buurt stelden daarom strenge bepaling in. De klepperman ging samen met de scheuter op stap en moest ver nauwlettend op toezien op het storten van as met vuur op mestvaalten, zonder het te doven. Er stonden forse boetes op.
De vergaderingen van het buurschap Ede-Veldhuizen vonden plaats in het koor van de Hervormde Kerk. In het koor van de kerk werd ook de buurtkist bewaard met de papieren van de buurt. De afkondigingen en mededelingen werden door de koster in de kerk gedaan, later op het kerkplein. Reeds in 1635 sprak men daarover als van een oude gewoonte. Begin 1900 kwam er aan deze eeuwenoude gewoonte een eind. In 1913 werd, op verzoek van de hervormde kerk, besloten om niet meer in 't koor van de Kerk te vergaderen. Vanaf 1914 werd in het logement de Posthoorn vergaderd, eerst op de kegelbaan, later in het logement zelf. In 1941 brandde het logement tot de grond toe af. De buurspraak werd daarna gehouden in het café "marktzicht".
In 1832 had de Buurt Ede-Veldhuizen een oppervlakte van 1128 hectare op haar naam staan. Het terrein was voor het grootste gedeelte onbebouwd: heide (1079 ha), zandverstuivingen (83 ha), moeras (16 ha), weiland (4 ha) bos (3,2 ha) en diversen (1,6 ha). Nog in 1852 was het oppervlakte 1069 ha. In 1932 werd besloten aan de gemeente de buurtwegen in eigendom en onderhoud over te dragen. Eveneens werd aan de gemeente afgestaan het terrein op de Klinkenberg, de Buurtdenne en het Zandgat. Hier werd later het openluchttheater aangelegd. De gemeente stelde een terrein aan de Doesbu8rgse Heide beschikbaar voor het halen van zand. De graverij zou door de buurt geëxploiteerd worden. In 1947 was er nog over aan eigendommen: de weg op de Langeberg (buurtweg), een uitweg aan de Bergstraat, twee strookjes grond aan de Kade en een gedeelte Kievitsmeent.
De vereniging Oud-Ede bezat in de Driehoek een oud Saksisch boerderijtje dat als museum was ingericht. Het huisje was echter danig in verval, het strodak was totaal versleten en lekte als een zeef. De vereniging was niet bij machte een nieuwe deken aan te schaffen. Op de buurspraak van 1952 werd voorgesteld Oud-Ede financieel steun te verlenen. Er werd 1000 gulden beschikbaar gesteld om het vervallen boerderijtje te herstellen. Ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum van Graaf Bentinck werd een comité opgericht om de graaf een monument6ale bank aan te bieden te plaatse in het Edese bos. Dit als dank van de edele burgerij voor het feit dat steeds zijn uitgestrekte bosbezit om Ede voor vrije wandeling toegankelijk was. Op Sint Hubertusdag (3 november) in 1953 werd de bank aan Graaf Bentinck van Waldeck-Limpurg aangeboden.
- Login om te reageren